Goede stof!
Prestatievermogen textiele brandschermen
Textiele brandschermen zijn voor vele architecten een esthetisch alternatief voor brandbeveiligingsdeuren, -poorten of –kleppen. Vooral bij moeilijke ruimtelijke toestanden en grote openingen gelden de schermsystemen als probleemoplosser en trekken daardoor in toenemende de aandacht van de ontwerper.
Meer en meer krijgen, naast de bekende brandwerende deuren, -poorten -kleppen (zie DIN 4102-5) andere brandbeschermingsoplossingen vaste voet: Textiele brandschermen. Deze worden voor ontwerpers en architecten steeds aantrekkelijker en gelden als creatief hoogwaardig alternatief voor de genoemde gebruikelijke en massieve afsluitingen. Maar wat leveren deze systemen en waaruit bestaan hun voordelen? Hoe zit het met het High-tech-weefsel en hoe is het met bewijzen van bruikbaarheid?
Opbouw en functiewijze
De wijze van functioneren van een verticaal sluitend textielen brandscherm (basisuitvoering) kan men met die van een normaal rolgordijn vergelijken. De constructieve opbouw wordt daarbij onderverdeeld in de wezenlijke bouwgroepen: Behuizingsconstructie, zijdelingse geleiderails en het textieloppervlak incl. de afsluitlijst. In de van staalplaat vervaardigde behuizing bevindt zich een opwikkelbuis met inwendige aandrijving (buismotor). De behuizingskast dient voor opname van de wikkelrol, waarop het weefsel opgerold wordt opgeslagen. Al naar gelang van de systeemgrootte wordt de wikkelrol daarbij vast dan wel zwevend gelagerd.
Afhankelijk van de constructieve opbouw van het schermsysteem en het gebruikte textieltype voldoen de huidige brandschermen volgens Europese classificatie overeenkomstig DIN EN 13501-2 [3] aan de prestatiecriteria E (ruimteafsluiting), I (isolatie) of W (begrenzing van de stralingspassage). Evenzo voldoen deze systemen overeenkomstig hun geclassificeerde eigenschappen voor brandweerstandsgedrag ook aan de eisen van de gebruiksvoorschriften van Bouw- en woningtoezicht (brandvertragend, zeer brandvertragend, enz.).
In geval van brand wordt het weefsel afgewikkeld en de opening in de wand afgesloten. De zijdelingse geleiderails geleiden het gordijnoppervlak tijdens het sluiten tot aan de vloer en houden het weefsel ook bij hoge druk onder brandbelasting vast. Een afsluitelement aan de onderkant van het weefseloppervlak (afsluitlijst) vormt daarbij de aansluiting met de vloer. Voorwaarde voor het bedrijf van zowel conventionele branddeuren alsook textiele brandschermen is de eigenschap "zelfsluitend". Voor automatische brandschermen betekent dat, dat zij in principe met een voor brandafsluitingen goedgekeurde besturing van het vergrendelingssysteem moeten zijn uitgevoerd. daarbij wordt het gordijn door een door opdrachtgever geleverde Elektrische installatie open gehouden, totdat passende branddetectie-elementen ( . rook- of warmtedetectoren) een brandalarmsignaal aan de besturing doorgeven en de het sluiten initiëren. Het sluiten plaats vindt snelheidsgeregeld plaats met behulp van door zwaartekracht ondersteunde- Gravigen-techniek. Het algemeen bekende probleem van brandwerende deuren die vast blijven zitten en niet over een openhoudsysteem beschikken, is er bij de schermsystemen weliswaar niet, echter kunnen deze ook niet in reddingswegen worden toegepast.
prestatievermogen
Bij het zien van een slechts 1 mm dik weefsel mag het voor sommige moeilijk te geloven zijn, dat daarmee een brandweerstand bereikt wordt, die het uitstekend kan opnemen tegen massieve afsluitingen zoals deuren of poorten. Maar modern textiel weerstaat met gemak temperaturen van meer dan 1000 °C en blijft daarbij aantoonbaar gedurende meerdere uren intact. Bovendien kunnen dergelijke schermsystemen met geschikte stofopbouw zelfs de stralingstransmissie met ca.. 90% reduceren. Interessant is dit vooral voor de vaak besproken toepassing van textiele systemen in vluchtweggebieden.
De vervaardiging van dit high-tech-weefsel vereist echter veel ontwikkelingsinspanning zowel als kostbare weef-, coating- en lamineertechnieken. Als resultaat van de moderne productieprocessen ontstaan er dan echter zeer hoog belastbare vlakcomposieten van weefsels en metaal- of kunststoffolies. Dergelijke gordijnen bereiken naast hoge brandweerstanden dan ook de vermelde reductie van de stralingspassage (EW-classificatie).
Het enorme prestatievermogen van een aluminium-gecoat glasvezelweefsel voor de begrenzing van de straling kan vereenvoudigd als volgt worden verklaard: In geval van brand vindt de warmte-opname in het textiel aan de naar het vuur toegekeerde kant voor het grootste deel door warmtestraling plaats, voor een duidelijk geringer aandeel door convectie (warmtestroming).
De ingewerkte aluminium coating reflecteert nu al het grootste deel van de warmtestraling en reduceert de warmte-opname in het weefsel tot een minimum.
De coating vervult daarnaast nog een functie. Zij verhindert aan de van de brand afgewende kant de afgifte van infrarood-warmtestraling. Daarbij komt, dat flinterdunne siliconenfilms op de temperatuurinwerking reageren en samen met de verschillende materialen een tegen zeer hoge temperaturen bestendige laag vormen. De complexe opbouw van het weefsel minimaliseert bovendien de warmtegeleidingsdoorsnede en verbetert tegelijkertijd de warmtegeleidingsweerstand. Als gevolg daarvan ontstaat een uiterst effectieve isolatiewerking.
Deze methode van stralingsbegrenzing wordt uitsluitend overtroffen door warmte-isolerende schermsystemen. De opbouw daarvan wijkt echter af van de beschreven standaardopbouw, omdat ze niet alleen uit een opgerold weefseloppervlak bestaan, maar zich van geraffineerde ventilatietechniek met meer kamers bedienen.
Systeemverscheidenheid
brandbeveiliging moet functioneren, maar niet opvallen! En ook hoewel conventionele deuren en poorten aan steeds hogere esthetische aanspraken voldoen, bestaan er altijd nog van de bouwwijze veroorzaakte creatieve tekorten. In het bijzonder voor zeer open en transparant vormgegeven gebouwconcepten en ruimte-ontwerpen blijken textiele brandschermen als in de waarste zin des woords uiterst flexibele brandbeschermingsoplossingen te zijn. Het focus ligt daarbij op drie wezenlijke aspecten: de afsluiting van zeer grote wand- of plafondopeningen, de vrijwel onzichtbare inbouw zowel als een zo groot mogelijke ontwerpvrijheid voor architecten en ontwerpers. Zonder sterk in het ruimteconcept in te grijpen blijken textiele standaard-brandschermen (roltechniek) daardoor over zeer variabele installatieopties en veelsoortige systeemmogelijkheden te beschikken. De vaak zeer kleine behuizingen worden hetzij tegen de wand, onder het plafond of volledig in tussenplafonds ondergebracht. De noodzakelijke geleiderails kunnen hetzij zichtbaar op de wand of "onzichtbaar" in het kozijn gemonteerd zijn. Zo wordt een zo groot mogelijke brandbeschermingstechnische compartimentering bereikt, zonder het ruimteconcept bouwkundig te beperken.
Onder de streep...
Creatief bekeken bieden brandschermen een zeer breed scala van toepassingen. Het grootste voordeel blijft de vrijwel onzichtbare integratie in optisch veeleisende en open architectuur. Wezenlijke voordelen op technisch gebied zijn het geringe gewicht, bijgevolg een geringe statische belasting van de gebouwstructuur, kleine afmetingen van de behuizing en de indrukwekkende grootten van de systemen. Met betrekking tot het Bewijs van bruikbaarheid voor textiele brandwerend gordijnen wordt door de komende productnorm DIN EN 16034 een verlichting niet alleen voor fabrikanten van bouwkundige brandbeschermingsproducten verwacht.